Aandachtspunten en advies

Aandachtspunten en advies

Inhoudelijk (klik op het gewenste onderwerp):

  1. Verpleegproblemen bij blaaskatheterisatie
  • Afwezigheid van urine
    Soms kan het zijn dat bij het plaatsen van een katheter er geen afvloei is van urine. De oorzaken hiervan kunnen zijn:
    • de katheter zit in de schede
    • de zorgvrager heeft juist geürineerd
    • incontinentie
    • anurie

We kunnen dit deels voorkomen door:

    • De patiënt te informeren en te vragen niet meer te urineren 1 uur alvorens deze gesondeerd wordt.
    • De katheter correct invoeren.

Indien we nog steeds geen terugvloei hebben van urine contacteer de behandelende arts voor verdere afspraken.

  • Blaasspasmen
    Onder blaasspasmen wordt verstaan dat de blaas spontaan en krachtig samentrekt. Hierdoor ervaart de patiënt een pijn en een sterke drang tot wateren. Voor de patiënten is dit zeer onaangenaam.

Spasmen kunnen veroorzaakt worden door irritaties van:

    • door de sonde zelf
    • de druk van de ballon 
    • door eventuele letsels en suturen ter hoogte van de blaas 
    • door spoeling of instillatie

Eventuele acties die ondernomen kunnen worden bij blaasspasmen:

    • De behandelende arts op de hoogte brengen. Deze kan een typisch antispasmodicum voorschrijven bv: Ditropan®. 
    • Indien mogelijk de oorzaak verhelpen 
    • Het licht aflaten van de ballon 
    • Het aanpassen van de spoeling

Blaasspasmen kunnen zoals hier boven vermeld ook ontstaan door het uitvoeren van een blaasspoeling of instillatie.

De oorzaken van blaasspasmen bij blaasspoeling zijn:

    • een blaas die reeds geïrriteerd is door de sonde
    • te koude vloeistof 
    • een irriterend product
    • het te krachtig of te snel inspuiten van de vloeistoffen

De oorzaken van blaasspasmen bij instillatie zijn:

    • een irriterend product
    • het te lang ter plaatsen laten van het product

Acties die ondernomen kunnen worden bij blaasspasmen d.m.v. een blaasspoeling of -instillatie:

    • het spoelvocht op lichaamstemperatuur brengen 
    • de spoeling zachter / trager zetten 
    • indien nodig van product veranderen en houdt hierbij in het achterhoofd dat NaCl 0,9 % – oplossing zeer neutraal is en toch een goed spoelmiddel is
  • Blaasverschrompeling
    Blaasverschrompeling betekent dat de het weefsel van de blaas inkrimpt. Hierdoor is de omvang van de blaas verkleind en neemt de opslagcapaciteit af. De patiënt moet daardoor frequenter urineren.

Oorzaken van blaasverschrompeling zijn:

    • langdurige aanwezigheid van de blaaskatheter
    • bestraling van het bekkengebied

Indien de blaasverschrompeling optreedt door een langdurige aanwezigheid van de blaaskatheter kunnen we de katheter op regelmatige basis afklemmen. Hierdoor kunnen we de functie van de blaas stimuleren. Het afklemmen van de katheter mag enkel indien er geen contra indicaties zijn.

  • Risico op latere incontinentie
    Dit is een risico dat typisch is bij patiënten die gedurende een langere periode beschikken over een verblijfsonde. Het risico op latere incontinentie vergroot met de leeftijd van de patiënt en indien de patiënt vroeger problemen heeft gehad met de mictie en continentie.

De aanwezigheid van de sonde verstoort de functie van de blaas en de sfincter. Indien de sonde voor een langere periode moet blijven zitten vergroot de kans op incontinentie nadien. Deze vorm van incontinentie is goedaardig en verdwijnt meestal na enige tijd spontaan. Voor patiënten is dit zeer vervelend en kan het psychologische gevolgen hebben.

Eventuele actie die kan ondernomen worden is blaastraining, blaasreëducatie.

  • Kwetsing van de urethra en blaas
    Kwetsuren treden het meeste op bij het sonderen van mannen ter hoogte van de urethrale bocht juist onder de prostaat of ter hoogte van de prostaat bij een vernauwing. Letsels kunnen gaan van het kwetsen van de slijmvliezen of in erge maten leiden tot een perforatie. Voornamelijk genezen de letsels maar door retractie van het littekenweefsel kan er stenose ontstaan.

Oorzaken van kwetsuren zijn:

    • het overwinnen van weerstand
    • tractie op de blaaskatheter
    • door geen gebruik te maken van glijmiddel 
    • het opblazen van de ballon in de urethra en niet in de blaas
    • verwarde patiënten die hun sonde uittrekken
    • het gebruik van hard materiaal
    • het ruw uitvoeren van de techniek

Irritatie kan optreden door:

    • het gebruik van chemische stoffen bij het ontsmetten 
    • het materiaal van de sonde
    • hoe langer de sonde aanwezig is hoe meer irritatie er kan optreden
    • de maat van de sonde is van groot belang. Hoe dikker de sonde hoe meer spanning er ontstaat en hoe groter de kans op irritatie.

De volgende acties kunnen we ondernemen om ervoor voor te zorgen dat er zo min mogelijk kwetsuren en irritaties kunnen optreden:

    • Ervoor zorgen dat de zorg voorzichtig en deskundig wordt uitgevoerd.
    • Tractie op de sonde vermijden.
    • Gebruik maken van glijmiddel.
    • De katheter ver genoeg invoeren ( De ballon niet opblazen als men maar een beetje terugvloei heeft van urine. De ballon enkel opblazen bij voldoende terugvloei van urine.).
    • Bij verwarde patiënten ervoor zorgen dat de sonde voldoende gefixeerd is.
    • Laat de sonde nooit langer dan nodig ter plaatse. 
    • Gebruik zoveel mogelijk soepel materiaal. 
    • Voer de juiste techniek uit.
    • Insisteer nooit wanneer u de sonde niet kan aanbrengen.
    • Observeer je patiënt.
  • Risico op pijn
    De oorzaak van pijn bij een blaaskatheter kan pathogeen zijn of door technische manipulaties. Enkele oorzaken van pijn kunnen zijn:
    • kwetsing van de urethra
    • niet aangepast ontsmettingsmiddel 
    • het volledig ledigen van de blaas bij urineretentie

Eventuele acties die ondernomen kunnen worden om het risico op pijn te minimaliseren:

    • Voorzichtig te werk gaan bij instrumentale manipulaties.
    • Door te beschikken over een goede kennis van de anatomie een correcte uitvoering van de techniek bekomen.
    • Door gebruik te maken van het juiste materiaal: bv. de correcte charrière gebruiken per individu.

Indien we spreken over pijn bij een blaasspoeling of -instillatie kan dit worden veroorzaakt door het product of de manier van het inbrengen.

Acties die ondernomen worden om de pijn te reduceren bij blaasspoelingen en
-instillaties zijn:

    • Wees correct in het gebruik van een bepaalde vloeistoffen:
      • de juiste vloeistof
      • juiste concentratie
      • juiste techniek en tijdsduur
      • temperatuur en druk 
      • Observeer goed en tracht de oorzaak van pijn te herkennen.
      • Pas je acties aan volgens de oorzaak van pijn.
  • Risico op retentie door oedeem
    Elke instrumentale manipulatie kan een prikkeling veroorzaken van de slijmvliezen. Oedeem kan ontstaan als een ontstekingsreactie op een traumatische ingreep. Hoe traumatischer de ingreep hoe meer oedeem er zal ontstaan. Wanneer er oedeem optreedt ter hoogte van de urinewegen is er een groot risico op obstructie met als gevolg retentie van urine. Retentie kan zeer veel gevolgen met zich meebrengen voor de patiënt zoals: pijn, verhoogd risico op infecties.

Acties die we kunnen ondernemen om het risico op retentie door oedeem bij elke instrumentele manipulatie ter hoogte van de urinewegen te verkleinen:

    • Goede observaties bij elke instrumentale manipulatie.
    • Dikwijls wordt de katheter ter plaatse gehouden tot de kans op oedeem verdwenen is. Belangrijk is dat de katheter op correcte wijze verzorgd wordt en niet langer ter plaatse gehouden wordt dan noodzakelijk is.
    • Grijp niet te snel in bij oedeem. Sondeer de patiënt niet te snel.
  • Risico op vorming van steengruis en steenaanslag
    Indien een verblijfsonde lang ter plaatse blijft zitten kan er kristalvorming optreden met gruisvorming. Dit gruis kan dan afzetten op de katheter. Indien er gebruik gemaakt wordt van een silicone sonde ontstaat er bijna geen gruisvorming Het afzetten op de katheter is afhankelijk van:
    • de zuurtegraad van de urine
    • het al dan niet voorkomen van infecties
    • het materiaal waaruit de katheter bestaat

Acties die ondernomen kunnen worden om de vorming van steengruis en steenaanslag tegen te gaan zijn:

    • indien voorgeschreven de urine aanzuren 
    • tijdig de sonde vervangen 
    • de patiënt aanmoedigen om veel te drinken
  • Risico op uittrekken of uitvallen van de verblijfskatheter
    • Zorg voor de juiste maat van de sonde en een correcte vulling van de ballon.
    • Zorg dat de sonde goed bevestigd is.
    • Geef voldoende uitleg aan de patiënt i.v.m. manipulaties van de sonde.
    • Zorg ervoor dat bij verwarde of woelige patiënten de sonde extra gefixeerd is en buiten handbereik ligt.
    • Controleer en fixeer de sonde regelmatig.
  • Risico op verstoppen van de verblijfskatheter
    • Een goede observatie is van groot belang
    • Goede diurese speelt een grote rol om verstopping te voorkomen
      → Mechanische spoeling.
    • Voorkom knikken in de leiding.
    • De leiding niet onder het been van de patiënt leggen: de leiding wordt zo mogelijk afgekneld 
    • Indien er een verstopping dreigt te ontstaan gelden de volgende basisregels:
      • probeer de verstopping los te pompen: plooi de leiding dubbel en druk hier krachtig en herhaaldelijk op
      • spoel of aspireer via de prikplaats
      • spoel grondig met een spuit
      • indien nodig en toegelaten, vervang de sonde
  • Risico op decubitusletsel door de verblijfskatheter
    • Leg de sonde niet in de liesplooi.
    • Zorg voor zo weinig mogelijk zijdelingse tractie op de sonde.
    • Sonde niet onder het been van de patiënt leggen.
  • Risico op discomfort en Immobilisatie
    Patiënten die beschikken over een verblijfsonde voelen zich vaak zeer ongemakkelijk en durven niet veel meer te bewegen. Ze ervaren een verblijfsonde vaak als beschamend en vernederend.

Acties die eventueel ondernomen kunnen worden zijn:

    • Geef voldoende uitleg aan de patiënt over de manier van manipulaties.
    • Geef voldoende uitleg over de mogelijkheden van beweging.
    • Ledig de urinezak regelmatig.
    • Bevestig de sonde stevig, toon dit aan de patiënt en leg dit tevens ook uit.
    • Gebruik een statief voor de urinezak.
    • Maak eventueel gebruik van een beenzak.
    • Bedek de urinezak.
  • Risico op parafimosis
    Bij een man moet de penis gedecaloteerd worden voor een grondige reiniging alvorens we gaan sonderen. Het kan dat de voorhuid van de man redelijk nauw is. Hierdoor is het soms mogelijk dat de voorhuid niet teruggeschoven kan worden na de sondage. Het gevolg hiervan is dat er afsnoering van de voorhuid en de eikel met als gevolg, pijnlijk oedeem en cyanose. Wanneer u de penis decaloteerd voel je of de opening te nauw is en ben je dus ook verwittigd. Indien de voorhuid niet te nauw is moet deze terug geschoven worden voor het comfort van de patiënt.

Acties die ondernomen kunnen worden om parafimosis te voorkomen zijn:

    • Breng de voorhuid steeds terug over de eikel.
    • Evalueer wie een risico patiënt is. 
  • Risico op syncope
    Een syncope is een minimaal risico van sonderen. Indien een syncope zich toch moest voordoen heeft dit minimale consequenties voor de patiënt aangezien hij op bed ligt en niet kan vallen. Indien het mogelijk is probeer het toch te voorkomen.
    • Indien het gaat om een patiënt die zeer zenuwachtig of angstig is moet er gedacht worden aan het ontstaan van een mogelijke syncope.
    • Indien we spreken van een zware retentie kan uitzonderlijk een syncope ontstaan doordat de blaas te snel geledigd wordt. Wanneer je ziet dat een syncope zich gaat voordoen klem de sonde af. Wanneer er veel urine afloopt klemmen veel verpleegkundigen de sonde systematisch af om zo een syncope te voorkomen.

Actie die ondernomen kunnen worden bij een syncope:

    • Probeer risicopatiënten te herkennen. 
    • Indien er sprake is van retentie voorzie een klem.
    • Observeer de patiënt zeer goed.
    • Klem de sonde af:
      • indien nodig
      • na een bepaalde hoeveelheid (500ml tot 1L)
  • Urethrastrictuur
    Urethrastrictuur betekent een vernauwing van de urethra.

Oorzaken van urethrastructuur:

    • eerdere traumatiserende sondages
    • geen of foutieve fixatie van de katheter
    • katheter met een te grote diameter

Preventie van urethrastrictuur:

    • correct fixeren 
    • gebruik een katheter met correcte diameter
  • Risico op infectie
    Urineweginfecties vormen het grootste deel van de infectie in een ziekenhuis. Het merendeel van deze urineweginfecties is de wijten aan een blaaskatheter. Deze besmetting kan optreden tijdens het plaatsen of het verblijf van de verblijfskatheter. Urineweginfecties leiden tot:
    • Een langere hospitalisatie → kosten stijgen. 
    • Zware belasting voor de patiënt.

De gevolgen van een urineweginfectie mogen niet onderschat worden en kunnen zeer ernstig zijn. Enkele gevolgen van een urineweginfectie zijn:

    • cystitis
    • acute pyelonefritis
    • sepsis
    • shock

Acties die men kan ondernemen om het risico op infecties te doen dalen:

    • Steriel werken.
    • Waarborgen van een gesloten drainagesysteem.
    • Ervoor zorgen dat de patiënt een hoge diurese heeft om zo een goede mechanische spoeling te onderhouden. 
    • Zorgen voor een goede hygiëne van de patiënt.
    • Bij het plaatsen ervoor zorgen dat de genitaliën goed ontsmet zijn. 
    • Steriel materiaal gebruiken. 
    • Keuze van de sonde (gebruik een zo smal mogelijke sonde).
    • Manipuleer het materiaal steriel:
      • beperk manipulaties
      • gedesteriliseerde sonde verwijderen
    • Bij een éénmalige sondage voor een staalname de blaas niet volledig laten leeglopen maar de patiënt zelf laten uitwateren.